Traditiegetrouw gaan onze vogelverzorgers in deze periode gedurende een dag of drie de bomen in om de jonge ooievaarskuikens te tellen, te wegen en te ringen. Timing is hierbij cruciaal. Zijn de jongen te groot, dan vliegen ze weg. Zijn de jongen te klein, dan is de ring nog te groot en verliezen ze hem. De twee ringen die de kuikens krijgen, zijn een identiteitskaart die ons toelaat belangrijke informatie te verzamelen over hun trek naar het Zuiden, hun voortplanting, hun gedrag, enz.